StatCounter

vrijdag 6 mei 2011

Een overbodige hoorzitting vs. bestuurlijke integriteit

De trouwe volgers van dit weblog – en dat zijn inmiddels velen – herinneren zich ongetwijfeld mijn bericht van 22 maart 2011. En zo niet: even terugrollen en u bent weer helemaal bij.

Onlangs ontving ik bericht, dat ik in de gelegenheid zal worden gesteld mijn bezwaarschrift tegen de afwijzing mij op basis van de Wet openbaarheid van bestuur afschriften te verstrekken van de declaraties van de fractie van Gemeentebelangen ten laste van het fractiebudget 2010 toe te lichten ten overstaan van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften. De samenstelling van de commissie roept de vraag op of en in hoeverre een lid van deze commissie een (familie)relatie heeft met een lid van de fractie van Gemeentebelangen. Maar dit terzijde.

Intussen is aangekondigd, dat de gemeenteraad tijdens de vergadering van 31 mei a.s. een besluit zal nemen over een voorstel met betrekking tot een aangepaste integriteits- en gedragscode voor bestuurders en volksvertegenwoordigers van onze gemeente. Op de agenda van de commissievergadering Bestuur en Middelen van 10 mei a.s. komt dit onderwerp overigens (nog) niet voor. Het onderwerp: fractiebudgetten 2010 overigens ook niet.

De vertraging in de verstrekking van de afschriften wekt de schijn, dat de fractiedeclaraties 2010 met inbegrip van die van Gemeentebelangen opnieuw zijn getoetst aan de spelregels die in de raadsvergadering van 31 mei 2011 zullen worden vastgesteld. Dat de vertraging nodig is om een nieuw kader te scheppen en de declaraties met terugwerkende kracht alsnog in het gareel te brengen. Ik meen ervan te mogen uitgaan, dat een regeling ingaat op de dag dat deze wordt vastgesteld. Wanneer de aangepaste integriteits- en gedragscode onverhoopt op een eerder tijdstip in werking treedt ontstaat een situatie die mijnerzijds alsdan op zijn gevolgen zal worden beoordeeld.

Bovenvermelde afwijzing is gedateerd op 8 maart 2010. De motivatie daartoe staat in de laatste alinea: de controle is nog niet uitgevoerd en het presidium heeft de declaraties nog niet vastgesteld. Intussen zijn bijna twee maanden verstreken zonder dat er terzake resultaten kunnen worden gemeld. Een merkwaardige gang van zaken. Temeer omdat de commissieagenda Bestuur en Middelen van 10 mei a.s. de Programmarekening 2010 vermeldt. Raadsleden zouden er toch van uit moeten kunnen gaan dat ook de fractiebudgetten 2010 zijn gescreend en ten laste van de rekening 2010 zijn geboekt? Waarom nog een hoorzitting als de fractiedeclaraties al in de rekening 2010 zijn verwerkt?

De huidige situatie wekt de schijn, dat in de raadszaal de doofpot nog steeds pontificaal aanwezig is om de fraude van de raadsleden De Haas en Wiarda uit de wind te houden.

Wordt vervolgd.

woensdag 4 mei 2011

De bezwarencommissie

Wanneer een burger desgevraagd van een bestuursorgaan van onze gemeente (dus van de burgemeester, het college van B&W of de gemeenteraad) zijn gelijk niet krijgt bestaat de mogelijkheid tegen het besluit terzake bezwaar aan tekenen.
In deze procedure dient het bestuursorgaan dat het aangevochten besluit heeft genomen, het besluit te heroverwegen op basis van alle relevante feiten en belangen. Echter: ik ben van oordeel dat in deze kwestie het besluit tot afwijzing van mijn verzoek tot het doen van aangifte wegens fraude door de raadsleden De Haas en Wiarda niet door enig gemeentelijk bestuursorgaan is genomen.

Als reactie op mijn bezwaar tegen de afwijzing door de voorzitter van de gemeenteraad om aangifte te doen van fraude door de raadsleden De Haas en Wiarda ontving ik deze brief.
Hieruit blijkt, dat mijn bezwaar door een commissie van drie deskundigen zal worden behandeld. Omdat mij niet geheel duidelijk is wat wordt bedoeld met “alle stukken die op deze zaak betrekking hebben” heb ik het college van B&W schriftelijk gevraagd mij de betreffende stukken te doen toekomen. Dit verzoek is inmiddels in behandeling genomen.
Kennelijk wordt de afwijzing door de raadsvoorzitter door het college van B&W  als normaal bestuursbesluit beschouwd.

De heer Commissaris van de Koningin in Drenthe denkt daar blijkens zijn brief heel anders over.
Hij acht vernietiging van het afwijzende besluit niet aan de orde, omdat hij van oordeel is dat de afwijzing slechts een mededeling betreft.
Intussen loopt de termijn van 42-dagen zoals vastgelegd in de Wet dwangsom bij niet beslissen ten gevolge van het uitblijven van een raadsbesluit terzake gewoon door.

Door de inschakeling van de bezwarencommissie is een begin gemaakt met de externe toetsing van de wijze van afdoening van mijn verzoek tot aangifte van fraude van 17 oktober 2010 op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Wordt vervolgd.