Eén van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is het beginsel van fair play.
Dit beginsel houdt in, dat het bestuur aan de betrokken burger de gelegenheid geeft zijn standpunt naar voren te brengen en te verdedigen en het daaraan tegenovergestelde standpunt van het bestuur of van anderen te bestrijden. Het eist, dat het bestuur al datgene nalaat, wat de burger zou kunnen verhinderen zijn standpunt tot gelding te brengen. De overheid mag de burger niet de mogelijkheid ontnemen om voor zijn belangen en/of rechten op te komen. Het beginsel vraagt dus (volgens M.M.van Roosmalen) om openheid, eerlijkheid en royaliteit.
Ik roep u deze brief in herinnering van de voorzitter van de gemeenteraad, waarin mijn verzoek tot het doen van aangifte wegens declaratiefraude van de raadsleden De Haas en Wiarda bij het Openbaar Ministerie wordt afgewezen. De inhoud van de brief komt over als een besluit; de ondertekening doet vermoeden dat er althans enig verband bestaat met de gemeenteraad. Er lijkt terzake sprake van een bestuursbesluit met als bottomline: uw actie is zinloos; stop er maar mee.
Uit deze brief van de heer Commissaris den Koningin in de provincie Drenthe blijkt echter, dat deze ambtsdrager van oordeel is, dat er in casu helemaal geen sprake is van een bestuursbesluit. Mij heeft slechts een mededeling van de voorzitter van de gemeenteraad bereikt. En die behoeft niet te worden vernietigd. Het aan de mededeling voorafgaande besluit van de voorzitter heb ik nog niet ontvangen. Naar nu dus blijkt ben ik kennelijk bewust of onbewust op het verkeerde been gezet.
Normaal te doen gebruikelijk is, dat de overheid op een verzoek van een burger een besluit neemt en het resultaat daarvan gemotiveerd met haar burgers communiceert. De Algemene wet bestuursrecht schrijft dat ook met zoveel woorden voor. In deze kwestie wordt evenwel door de CdK gesteld, dat er (nog) geen besluit genomen is. En als er geen besluit genomen is kan geen bezwaar worden aangetekend en vervolgens kan er ook geen externe toetsing door een bestuursrechter plaatsvinden.
De algemene beginselen van behoorlijk bestuur hebben kennelijk in dit proces geen rol van betekenis gespeeld. De slotsom, dat er sprake van een poging de declaratiefraude van de raadsleden De Haas en Wiarda in een bestuurlijke doofpot te laten verdwijnen is bijkans onontkoombaar.
Nu er kennelijk geen besluit op mijn verzoek van 17 oktober 2010 blijkt te zijn genomen mag op basis van deze brief van de gemeenteraad worden verwacht dat zij in deze kwestie – als hoogste bestuursorgaan in onze gemeente - een oordeel velt dat in het voorkomende geval externe toetsing kan doorstaan. De basis daarvoor is door het aannemen van deze motie reeds gelegd.
Wordt vervolgd.