StatCounter

woensdag 30 maart 2011

Openbaarheid van bestuur

Bij de ingekomen stukken bij de raadsvergadering van gisteravond trof ik dit document over het declaratiegedrag van de raadsleden De Haas en Wiarda aan.
In de aanbiedingsbrief wordt gesteld, dat het terzake uitgebrachte rapport van Deloitte op basis van een verordening niet openbaar is. Voor zover mij bekend is dit inderdaad het geval, tenzij de opdrachtgever een specifieke machtiging verstrekt de inhoud aan derden openbaar te maken. Anders dan bij het “Bing-rapport” over het raadslid Van Dalen is dit rapport dus niet openbaar.Kennelijk is ervoor gekozen de vuile was niet aan de lijn te hangen.

Toch valt er volgens de brief wel iets over de inhoud van het rapport te melden.
Als ik de betreffende eerste drie punten aan het eind van de brief lees bekruipt mij het gevoel, dat getracht wordt te zeggen dat het de schuld van de regelingen is dat de raadsleden er mis- en/of gebruik van hebben kunnen maken. Dat betrokken raadsleden niet hadden kunnen weten dat zij niet integer handelden. Dat het morele besef van de betrokken raadsleden daartoe kennelijk ontoereikend was. Kijkt u met dit gegeven toch nog even naar dit document.

En ook, dat er van gemeentezijde onvoldoende controle is geweest. En dat artikel 99 van de Gemeentewet niet helder is. Kortom: de mantel der liefde komt uitgebreid aan bod.

In een eerder blog heb ik duidelijk gemaakt dat er tussen fractie en bestuur van Gemeentebelangen sprake was van belangenverstrengeling. Leest u de toelichting bij het declaratieoverzicht er maar op na. Uit de brief blijkt, dat de penningmeester van de vereniging een greep in de fractiekas deed.  Dat aan de dergelijke constatering geen conclusies worden verbonden in de vorm van integriteitsonderzoek wekt verbazing en roept vragen op. Gelet op het oorverdovende stilzwijgen van alle raadsleden over deze kwestie heb ik mijn vertrouwen in het zelfreinigende vermogen van de raad verloren.

Tenslotte blijkt uit de brief, dat een raadslid (Wiarda) in weerwil van artikel 99 van de Gemeentewet zichzelf een additionele vergoeding heeft toebedeeld.
Toch is deze overtreding van de Gemeentewet voor géén van de bestuursorganen van Westerveld - de burgemeester, het college of de gemeenteraad - voldoende reden aangifte bij justitie te doen. Of er al dan geen sprake is van een strafbaar feit is een zaak van het Openbaar Ministerie. Een gemeentebestuur behoort daarin geen rol te spelen. Dat is nu wel het geval. En dat geeft te denken.

De strekking van de brief: “niks aan de hand, doorlopen mensen” ook.

Wordt vervolgd.

dinsdag 29 maart 2011

De voorzitter van de gemeenteraad

Vanmorgen vond ik een uitnodiging om ten gemeentenhuize een toelichting te ontvangen op een afwijzend besluit op mijn verzoek tot het doen van aangifte van 17 oktober 2010.
Helaas was ik niet in de gelegenheid hieraan gehoor te geven. Via E-mail ontving ik deze hernieuwde thans schriftelijke afwijzing.

Vooral de laatse alinea is belangwekkend.
Het is een poging een burger te ontmoedigen om toch vooral af te zien van verdere acties.

Aan het op verzoek van een burger geen aangifte doen moet naar mijn oordeel een besluit ten grondslag liggen dat door een (gemeentelijk) bestuursorgaan dient te worden genomen. Dat is tot nu toe niet het geval, omdat de voorzitter van de gemeenteraad formeel volgens de Gemeentewet geen bestuursorgaan is.
En dus zit er niets anders op dan bovenvermelde brief voor kennisgeving aan te nemen.
Om die reden heb ik de raadsvoorzitter een ontvangstbevestiging doen toekomen waarin ik heb getracht het voorgaande helder uit te leggen.

De thans gevolgde procedure via een niet-gemandateerde voorzitter van de gemeenteraad tast dat rechtszekerheid van iedere burger aan omdat het maken van bezwaar en het indienen van beroep bij een bestuursrechter verder worden uitgesloten. Externe toetsing door onafhankelijke instanties wordt op deze wijze onmogelijk gemaakt.
In een dergelijke situatie wordt de gemeentelijke organisatie in Westerveld een nog meer in zichzelf gekeerde organisatie waarop burgers en zijn volksvertegenwoordiging geen vat meer zal hebben. Een naar mijn oordeel bijzonder onwenselijke situatie.

Het spreekt voor zich dat ik met de tot nu toe gevolgde procedure geen genoegen zal nemen.

Wordt vervolgd.