StatCounter

zaterdag 28 mei 2011

De Minister

Op 17 oktober 2010 verzocht ik het college van burgemeester en wethouders van Westerveld op basis van het Wetboek van Strafrecht aangifte te doen van fraude door de raadsleden De Haas en Wiarda. Het college achtte zich echter onbevoegd en stuurde het verzoek door naar de gemeenteraad.
Het antwoord op dit verzoek werd niet door de gemeenteraad gegeven, maar door de voorzitter daarvan.
Ik roep u deze brief van de raadsvoorzitter in herinnering, waarin mijn verzoek tot het doen van aangifte wegens declaratiefraude van de raadsleden De Haas en Wiarda bij het Openbaar Ministerie wordt afgewezen. De inhoud van de brief komt over als een besluit; de ondertekening doet vermoeden dat er althans enig verband bestaat met de gemeenteraad. Er lijkt zo op het eerste gezicht dus sprake van een rechtsgeldig bestuursbesluit.

Uit dit schrijven van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt echter, dat ook deze van oordeel is, dat er in casu helemaal geen sprake is van een bestuursbesluit omdat er geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.
Kortom: na het oordeel van de Commissaris den Koningin in de provincie Drenthe komt ook de Minster van BZK tot de slotsom, dat er tot nu toe van een rechtsgeldig bestuursbesluit op mijn verzoek tot aangifte geen sprake is.

Overigens, maar dit terzijde: artikel 32a van de Gemeentewet stelt, dat stukken die van de raad uitgaan door de burgemeester moeten worden ondertekend en door de griffier moeten worden medeondertekend. Ook hiervan is geen sprake geweest. De afwijzing is ondertekend door H.Jager, voorzitter gemeenteraad.
Via deze procedure werd een doodlopende weg geschapen om te verhinderen, dat er van appellabel besluit sprake zou zijn.

Politieke ambtsdragers hebben een voorbeeldfunctie voor hun burgers en hun ambtenaren.
Burgers bewust of onbewust hun rechten ontnemen kan wat mij betreft volstrekt niet door de beugel.

De algemene beginselen van behoorlijk bestuur i.c. het zorgvuldigheidsbeginsel heeft kennelijk in dit proces geen rol van betekenis gespeeld. Een beginsel dat vaak wordt aangeduid als détournement de pouvoir lijkt eerder aan de orde te zijn. Artikel 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is daar overigens heel helder over.
In de kwestie De Haas / Wiarda wordt het vertrouwen in het openbaar bestuur danig op de proef gesteld.

Wordt vervolgd.